Het verhaal van De Achelse Kluis
Het begin.
De Achelse kluis ademt geschiedenis. Door de eeuwen heen wisselden de bewoners elkaar af en werd er gebouwd, hersteld en uitgebreid. Het resultaat is een uniek complex waar verschillende gotische stijlen en schitterend bouwwerk aanwezig zijn.
Het verhaal van De Kluis begint in de 17e eeuw. (1656) Godsdienstoorlogen verdelen de Nederlanden in een protestants noorden en een Katholiek zuiden. Dat komt ruwweg overeen met het huidige Nederland en België. Omdat de katholieken in Nederland hun godsdienst niet in het openbaar mogen belijden, vlucht de katholieke pastoor Tielens net over de grens naar Achel, waar hij een pastorie en grenskapel opricht, wat we nu kennen als het poortgebouw.
De Kluizenaars.
Wanneer de katholieken hun godsdienst opnieuw in het openbaar mogen belijden, verlaat pastoor Tielens de pastorie en keert hij terug naar Valkenswaard. Niet veel later (1686) koopt Peter/Petrus van Eijnatten dezelfde pastorie en wat gronden. Hij sticht vervolgens samen met 12 andere kluizenaars een kleine broedergemeenschap die zich ‘broeders-eremijten of kluizenaars’ noemden.
Ze leven in complete stilte. In 1736 bouwen de kluizenaars een kapel, namelijk de eremijtenkapel, deze maakt vandaag nog steeds deel uit van De Kluis. Van de woeste wildernis om De Kluis maken ze een vruchtbare aangename plek. Eind 18e eeuw dient de Franse Revolutie zich aan. De kluizenaars moeten in 1798 hun plek verlaten. Het complex staat voor wel 50 jaar leeg.
Benedictijnen – Trappisten
Het tij keert wanneer in 1845 de abdij van Westmalle wil uitbreiden en in De Achelse Kluis een geschikte plek ziet. In 1846 komt een kleine communiteit naar hier. Deze hadden in 1839 Westmalle al verlaten en enkele jaren geleefd in een verlaten Capucijnen-klooster te Meerseldreef. De gebouwen worden grondig hersteld en niet veel later nemen 26 monniken de religieuze draad weer op. Toen de trappisten in de kluis betrokken bestond hun eigendom uit 96 hectaren verwaarloosde heidegrond, zeer moerassig en onvruchtbaar. Dit eigendom werd geleidelijk aan uitgebreid tot een bezit van 232 ha. De grond werd zeer intens en met kennis van zaken bewerkt, zodat de Kluis haar landbouwactiviteiten kon starten.
De monnikken volgen de regels van Sint-Benedictus: ‘Ora et Labora’: ‘bidden en werken’. Ze leven in complete stilte en mogen niet praten, als ze toch iets willen zeggen, gaat dat met handgebaren. Ze komen zeven keer per dag samen om te bidden, werken op het land, houden vee en zijn gedreven in heel veel ambachten.
Hoogtepunt van De Sint-Benedictusabij
De Kluis is bijna helemaal zelfvoorzienend, er was een bakkerij, smederij, kaasmakerij, brouwerij, drukkerij, boekbinderij, boenwasfabriek en was gezien haar stoffelijke activiteiten na een tijd begonnen met een bescheiden industrie van afwasmiddelen en zeepproducten. In deze tijd gaf De Kluis werk aan zo’n dertigtal arbeiders.
De kluis bleef groeien en in 1871 werd het klooster tot abdij verheven. De overbevolking vond tussen 1880 en 1890 een uitweg in drie nieuwe kloosterstichtingen, namelijk in de Nederlandse abdijen Sion bij Diepenveen, Lilbosch bij Echt en in de Belgische abdij St. Remy te Rochefort.
De Kluis kent een hoogtepunt in 1889 en het aantal monniken zit boven de 120. In deze bloeiperiode wordt een neogotische kerk gebouwd, naar het ontwerp van de befaamde Pierre Cuypers, de architect van het Rijksmuseum en het station van Amsterdam.
Wereldoorlog I en II.
In 1914) breekt de Eerste Wereldoorlog uit en het trappistenklooster werd een strijdtoneel. De monniken moesten De Kluis ontvluchten. Duitse soldaten spannen een elektrische Doodendraad langs de grens van Nederland en België om smokkelaars, spionnen en soldaten te stoppen. Ook werden de brouwketels weggehaald door de het Duitse leger. Tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft De Kluis ook niet gespaard. De Kluis valt nogmaals in handen van de Duitse bezetter en de monniken moeten opnieuw vluchten. De Kluis loopt heel wat schade op.
De Nieuwe Neogotische Abdij
Al in 1925 werden plannen gemaakt om De Achelse Kluis volledig herop te bouwen. Dit lukte echter niet en de zaak werd pas in 1946, na de tweede Wereldoorlog, aangepakt. Hiervoor wordt de architect Ritzen ingeschakeld. De geplande bouwwerken worden gedeeltelijk uitgevoerd. Het resultaat: een merkwaardige bouwgeschiedenis gaande van oude 18de -eeuwse constructies uit de kluisperiode en nieuwe gebouwen van schitterende architectuur. Wat ook uniek aan De Kluis is, is dat de landgrens deels door de gebouwen loopt, zo staat 95% van de gebouwen op Belgische grond en 5% op Nederlandse grond.
Einde van een tijdperk, begin van nieuw leven.
De Kluis heeft rond 1970 steeds minder broeders en kan geen groot landbouwbedrijf voortzetten. In de volgende decennia zorgen een boenwasfabriekje en een winkel voor nieuwe inkomsten. Er komt ook nieuw leven in de brouwerij dankzij de kennis en kunde van de abdijen Rochefort, Westvleteren en Westmalle. De monniken toonden zich heel vindingrijk door de tijd heen.
Maar in 2020 verlaten de laatste twee monniken De Achelse Kluis. Ondanks het vertrek van de bewoners, straalt deze plek nog steeds rust uit. Na eeuwen van religie, stilte en contemplatie krijgt De Achelse Kluis een nieuwe wind en worden de activiteiten opnieuw verder uitgebouwd. Zo worden de brouwactiviteiten verder gezet en is er horeca en een abdijwinkel aanwezig. Ook is er de mogelijkheid om met een professionele gids door de abdij te gaan.